Zeven Europese landen verzetten zich tegen de opname van nucleaire waterstof in de EU-rekening voor hernieuwbare energie

Zeven Europese landen, geleid door Duitsland, dienden een schriftelijk verzoek in bij de Europese Commissie om de transitiedoelstellingen van de EU voor groen vervoer te verwerpen, waardoor een debat met Frankrijk over de productie van nucleaire waterstof, dat een EU-overeenkomst over het beleid voor hernieuwbare energie had geblokkeerd, opnieuw op gang kwam.

Zeven landen - Oostenrijk, Denemarken, Duitsland, Ierland, Luxemburg, Portugal en Spanje - ondertekenden het vetorecht.

In een brief aan de Europese Commissie herhaalden de zeven landen hun verzet tegen de opname van kernenergie in de groene transporttransitie.

Frankrijk en acht andere EU-landen vinden dat waterstofproductie uit kernenergie niet mag worden uitgesloten van het EU-beleid voor hernieuwbare energie.

Frankrijk zei dat het doel was om ervoor te zorgen dat de in Europa geïnstalleerde cellen ten volle kunnen profiteren van nucleaire en hernieuwbare energie, in plaats van het potentieel van hernieuwbare waterstofenergie te beperken. Bulgarije, Kroatië, Tsjechië, Frankrijk, Hongarije, Polen, Roemenië, Slowakije en Slovenië steunden allemaal de opname van nucleaire waterstofproductie in de categorie waterstofproductie uit hernieuwbare bronnen.

Maar zeven EU-landen, geleid door Duitsland, zijn het er niet mee eens om nucleaire waterstofproductie op te nemen als hernieuwbare koolstofarme brandstof.

Zeven EU-landen, geleid door Duitsland, erkenden dat waterstofproductie uit kernenergie "in sommige lidstaten een rol kan spelen en ook hiervoor is een duidelijk regelgevend kader nodig". Ze zijn echter van mening dat het moet worden aangepakt als onderdeel van de EU-gaswetgeving die wordt herschreven.